Lucien Cahenprijs voor Geologie

Tekst vastgelegd door de Bestuurscommissie tijdens haar zitting van 4 juli 1984 en gewijzigd tijdens haar zittingen van 10 oktober 1984, 15 september 1993, 18 september 1997, 30 maart 2001, 28 september 2011, 25 september 2013, van 25 maart 2015 en 28 september 2016.

1. Om de herinnering aan Lucien Cahen en zijn werk op het gebied van de overzeese geologie levendig te houden, richt de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen in haar schoot een Lucien Cahenfonds op.

2. Het Fonds is samengesteld uit een beginkapitaal dat bestaat uit giften die voor dit doel aan de Academie geschonken werden.

Het zal verhoogd worden met de interesten die het kapitaal zal opbrengen, alsook met de eventuele schenkingen en legaten aan de Academie om het Fonds te vergroten.

3. Het Fonds wordt beheerd door de Bestuurscommissie van de Academie die er een aparte boekhouding van houdt.

4. Het Fonds wordt opgericht om met een prijs ― „Lucien Cahenprijs” genaamd ― een auteur te belonen van een onuitgegeven of sinds minder dan drie jaar gepubliceerde verhandeling van hoge wetenschappelijke waarde, opgesteld in het Nederlands, het Frans, het Engels of het Spaans, over een onderwerp i.v.m. de overzeese geologische wetenschappen.

5. De Prijs wordt voorbehouden ofwel voor Belgische personaliteiten, ofwel voor personaliteiten van vreemde nationaliteit die regelmatig verbonden zijn aan een Belgische instelling van hoger onderwijs of van onderzoek.

6. De waarde van de Prijs bedraagt 2 500 EUR.
Hij zal om de drie jaar toegekend worden en voor het eerst in 1987. Op voorstel van de Bestuurscommissie kunnen de periodiciteit en het bedrag van de Prijs gewijzigd worden.

7. De ingediende verhandelingen moeten op de Academie toekomen vóór 15 januari van het jaar waarin de Prijs toegekend wordt: zes papieren en één elektronische versie.
De kandidaten zullen een samenvatting van maximum 1 200 woorden bij hun aanvraag voegen evenals een curriculum vitae en een motivatiebrief.

8. De Prijs wordt toegekend door de Klasse voor Natuur- en Geneeskundige Wetenschappen op voorstel van een Commissie ad hoc.

Deze is als volgt samengesteld:

a. De Vast Secretaris, die er het secretariaat van waarneemt;

b. Vier door de Klasse voor Natuur- en Geneeskundige Wetenschappen en/of de Klasse voor Technische Wetenschap-pen tijdens de klassezittingen van februari in functie van de voorgelegde onderwerpen aangewezen leden. Mochten de betrokken Klassen op grond van de ingediende verhandelin-gen echter van oordeel zijn dat het wenselijk is een andere deskundige te raadplegen, kan/kunnen één of meerdere van de vier hogergenoemde leden buiten de betrokken Klassen aangewezen worden.

c. Een extern lid door de betrokken Klassen aangewezen.

9. Het verslag van de Commissie ad hoc wordt meegedeeld aan de Klasse voor Natuur- en Geneeskundige Wetenschappen vóór 10 mei die volgt op de samenstelling van deze Commissie.

10. Over de deliberatie van de Commissie wordt niet gecorrespondeerd.

11. De Klasse voor Natuur- en Geneeskun-dige Wetenschappen wijst de laureaat aan tijdens haar zitting in mei. Deze aanwijzing is het resultaat van een stemming met opgeheven hand van de aanwezige gewone, geassocieerde en corresponderende leden van de Klasse. Om aangewezen te worden moet een kandidaat de absolute meerderheid behalen. Behaalt geen enkele kandidaat deze meerderheid na drie opeenvolgende stemronden, wordt de Prijs niet toegekend en blijft het voor de toekenning voorziene bedrag bij het Fonds.

12. De Prijs mag niet opgesplitst.

13. De auteur van het bekroonde werk zal de titel dragen van „Laureaat van de Lucien Cahenprijs”.

14. De Academie kan de publicatie door haar zorgen van de bekroonde en nog niet gepubliceerde verhandeling overwegen.

15. Ingeval het vermogen van het Fonds niet meer zou volstaan om een prijs van een aanzienlijke waarde toe te kennen, zal de Bestuurscommissie kunnen besluiten het saldo bij het patrimonium van de Academie te voegen.
Een eventuele beslissing van integratie van het Fonds in het patrimonium van de Academie kan echter niet opgenomen worden vóór vijftig jaar na zijn oprichting