STRUELENS (Michel)

STRUELENS, Michel (Sint-Gilles, 10 maart 1928 – [Verenigde Staten van Amerika], 5 oktober 2014), ambtenaar, gezant, belangenvertegenwoordiger en professor.

Michel Struelens, geboren in 1928, is de zoon van Georges Struelens, een koloniaal ambtenaar in Belgisch Congo, en Marie-Élisabeth ‘Lily’ Maindiaux. Leden van de familie Maindiaux nemen tijdens beide wereldoorlogen deel aan het verzet: Marie-Élisabeth helpt in de verdeling van het clandestiene La Libre Belgique tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarvoor ze opgepakt wordt. Haar broer, de arts Maurice Maindiaux, neemt deel aan het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en bezorgt inlichtingen over de spoorwegen, onder andere ten gunste van de Groep G.

Struelens gaat naar school in het Collège Saint-Pierre in Ukkel. In 1949 studeert hij af aan de Sint-Ignatius Handelshogeschool te Antwerpen. In augustus van dat jaar huwt hij met Godelieve De Wilde, het paar zal vijf kinderen krijgen. Hij begint zijn loopbaan in de Belgische kolonie in 1950 als inspecteur bij het departement Economische zaken van Belgisch Congo. In dat jaar richt hij een Cercle sportif op in Bukavu. Hij wordt hoofdinspecteur, en uiteindelijk provinciaal directeur ad interim bij het departement. In 1957 vraagt men hem om Expo 58, de Wereldtentoonstelling in Brussel, voor te bereiden. In dat kader oefent hij gedurende zes maanden een directeursfunctie uit bij het Toerismebureau voor Belgisch Congo en Ruanda-Urundi, gevestigd te Brussel als onderdeel van het agentschap InforCongo. Net voor de aanvang van het evenement in het begin van 1958 wordt Struelens directeur-generaal. In 1959 verplaatst hij het bureau naar Bukavu in Belgisch Congo en wordt het losgekoppeld van InforCongo. In totaal bestaan er op dat moment veertien bureaus van deze toeristische dienst en wordt een nieuwe afdeling in de Verenigde Staten opgericht, namelijk op 609 Fifth Avenue, New York. Voor zijn functie reist hij drie keer naar de Verenigde Staten waar hij ook contacten heeft met vliegtuigmaatschappij Pan Am omtrent het organiseren van een vliegroute tussen de Verenigde Staten en Belgisch Congo. Hij is tevens voorzitter van de Afrikaanse toerismebureaus bij de Internationale Unie van Officiële Toerismeorganisaties (IUOTO) te Genève, de voorloper van de Wereldtoerismeorganisatie van de Verenigde Naties (UNWTO).

Struelens beëindigt zijn functie als directeur-generaal wanneer hij op 1 oktober 1960 de Katanga Information Services (KatInfor) opricht op 609 Fifth Avenue, met toestemming van de Belgische regering, een gang van zaken die typerend is voor de nauwe band die tussen België en Katanga bestaat.[1] Dit informatiebureau fungeert als vertegenwoordiging van de Staat Katanga, de afscheidingsstaat die elf dagen na Congo’s onafhankelijkheid ontstaat en geleid wordt door voormalig voorzitter van de Katangese provinciale regering Moïse Tshombe. Deze laatste bezorgt Struelens geloofsbrieven die hem benoemen als directeur-generaal van KatInfor en diplomatiek vertegenwoordiger van Katanga in de Verenigde Staten. Wat betreft werkingsmiddelen voor KatInfor zal Struelens later verklaren dat hij betaald werd door gelden die gestemd en toegekend werden door het Katangees Parlement. Het budget voor het jaar 1961, aldus Struelens, was honderdduizend dollar met inbegrip van zijn salaris en dat van de personeelsleden, en andere operationele kosten.

De oprichting van KatInfor moet geplaatst worden in de context van de staatsopbouw van Katanga. Onder meer door Tshombe’s vergaande bereidwilligheid om samen te werken met Belgen en uitgesproken anticommunisme kunnen de vertegenwoordigers van het Katangese regime op veel bijval rekenen in anticommunistische en conservatieve middens. In september 1960 wordt in Brussel in het bijzijn van vertegenwoordigers van het Belgisch ministerie van Buitenlandse zaken de Permanente Vertegenwoordiging van Katanga bij de Europese Economische Gemeenschap (Delperkat) geopend onder leiding van minister-resident Jacques Masangu. In Parijs wordt een Permanente Vertegenwoordiging van Katanga in Frankrijk opgericht door minister-resident Dominique Diur rond de jaarwisseling 1960-1961. De vertegenwoordigingen in Europa hebben verschillende functies waaronder het rekruteren van huurlingen voor het Katangese leger en adviseurs voor de verschillende ministeries, het verwerven van militair materieel, het quasi-diplomatiek vertegenwoordigen van de staat Katanga, en het onderhouden van contacten met Belgische en Franse regeringsfunctionarissen, conservatieve politici, en leden van de pro-Katangese lobby’s in België (Amitiés katangaises) en Frankrijk (Association France-Katanga). In de Verenigde Staten houdt Struelens zich vooral bezig met lobbyactiviteiten zoals persconferenties, de presentatie van een radioshow genaamd Katanga Calling, alsook het verzekeren van contacten met het State Department, pro-Katangese politici en vertegenwoordigers van het middenveld.

In het begin van Struelens’ leiding over KatInfor is er sprake van een goede verstandhouding met het Department of State (DoS), mede ingegeven door een vrees aan Amerikaanse zijde voor Patrice Lumumba als mogelijke wegbereider voor een communistische overname in Congo. Ook na de bekendmaking van de moord op de Congolese premier in februari 1961 wordt dit kanaal niet gesloten. Als voorbeeld van de pragmatische en relatief intense werkrelatie tussen de VS en Katanga valt een bezoek aan het DoS te vermelden op 28 juli 1961 van een Katangese delegatie waaronder Struelens en Tshombe’s broer Thomas, op uitnodiging van de directeur van het bureau voor Centraal-Afrikaanse zaken Sheldon B. Vance. Het DoS vindt het noodzakelijk dat een Katangese parlementaire delegatie naar Leopoldstad trekt om ervoor te zorgen dat de uitgesproken linkse Antoine Gizenga geen premier in de centrale hoofdstad zou worden. Op dat moment staat deze laatste aan het hoofd van een Lumumbistische tegenregering in Stanleystad die zichzelf beschouwt als de legitieme regering van het hele Congolese grondgebied. Struelens werkt op advies van Vance aan een overeenkomst tussen Tshombe en het DoS dat de deelname van een Katangese parlementaire delegatie aan de Lovanium-conferentie te Leopoldstad mogelijk zou maken. Op aanraden van het DoS maakt Struelens een reis naar Elisabethstad om Tshombe persoonlijk te overtuigen van het belang van de Lovanium-conferentie, waarop Tshombe zonder voorbehoud de overeenkomst met het DoS goedkeurt. De Lovanium-conferentie heeft echter al ingestemd met een regeringsvorming met Cyrille Adoula als premier en Gizenga als vicepremier. Nogmaals onder impuls van het DoS reist Struelens daarom terug naar Leopoldstad om met het hoofd van de VN-missie in Congo (ONUC), Sture Linnér, over een ontmoeting tussen Adoula en Tshombe te beraadslagen. Door veiligheidsoverwegingen weigert Struelens akkoord te gaan met het voorstel om Tshombe naar Leopoldstad te brengen.[2]

Met het aantreden van de Adoula-regering in augustus 1961 komt er echter meteen een einde aan de werkrelatie tussen de VS en Katanga. Daarenboven intensiveert de ONUC-operatie haar militaire acties in september 1961 met operatie Morthor, waardoor een groot deel van Katanga feitelijk in handen komt van ONUC. Begin oktober verneemt Struelens via een artikel in Newsweek dat zijn visum geannuleerd zal worden. De FBI heeft de toestemming gekregen van minister van Justitie Robert F. Kennedy om de telefoonlijn van KatInfor af te tappen om uit te vinden of Struelens op een of andere manier de wet heeft overtreden. Uiteindelijk blijken deze inspanningen niet nodig omdat men ontdekt dat de Amerikaanse consul in Brussel per ongeluk een verkeerd soort visum heeft afgeleverd aan Struelens in september 1960, waardoor dit als voorwendsel kan gebruikt worden om hem het land uit te zetten. Senator voor Connecticut Thomas J. Dodd, wellicht de grootste politieke bondgenoot van Katanga in de VS, heeft daarom het besluit genomen om een onderzoek door het Congres op te richten dat zich over het visumprobleem moet buigen. Uiteindelijk wordt Struelens het land niet uitgezet dankzij Dodds ondersteuning.

Een concrete pro-Katangese lobby ontwikkelt zich pas redelijk laat in de VS. Het American Committee for Aid to Katanga Freedom Fighters (ACAKFF) kan uiteraard rekenen op de steun van Struelens’ bureau. Deze lobby wordt in het leven geroepen door de conservatieve expert in publieksrelaties Marvin Liebman en geleid door de Afro-Amerikaanse anticommunist Max Yergan. Het startschot wordt gegeven door een paginagrote advertentie in de New York Times van 14 december 1961. ACAKFF kan op de goedkeuring rekenen van verschillende conservatieve excellenties, waaronder voormalig president Herbert Hoover, voormalig vicepresident Richard Nixon, en Dodd. Struelens klopt bovendien veelvuldig aan bij het bureau van Dodd. Een belangrijk wapenfeit van de lobby is de pro-Katangese rally en benefiet in Madison Square Garden in maart 1962. Tshombe zou normaal gezien deelnemen, maar zijn visum wordt op het laatste moment door het DoS geweigerd.

Tevens rond de jaarwisseling van 1961-1962 wordt Struelens beschuldigd van omkoping van Costa Ricaanse functionarissen om Katanga diplomatiek te erkennen. De New York Times en DoS vergisten zich echter, omdat het gaat over Struelens’ betaling aan een vermeende kennis van de Guatemalteekse president. Tijdens de hoorzitting over de visumzaak beroept Struelens zich in dit verband op diplomatieke geheimhouding.

In augustus 1963, acht maanden na het einde van de Katangese secessie, vertrekt Struelens naar Canada. Daar neemt hij de positie op als directeur-generaal van het Institut international des Affaires africaines van de Université de Sherbrooke te Québec. In augustus 1964 keert hij echter terug naar de Verenigde Staten om Tshombe opnieuw te vertegenwoordigen. Als premier van het eengemaakte Congo herneemt Tshombe zijn beproefd recept van aanzienlijke samenwerking met België en aanwerving van buitenlandse huurlingen en adviseurs. Hij benoemt Struelens officieel als adviseur voor de Congolese ambassade in Washington en Congolese delegatie bij de Verenigde Naties, maar zal functies waarnemen die normaal gezien door ambassadeurs worden uitgeoefend. In tegenstelling tot de Katangese periode toont de VS zich nu een voorstander van Tshombe. Aangezien de VS in november 1964 deelneemt aan de militaire Operatie Rode Draak die tot doel heeft westerse inwoners van het gebied in handen van de Simbarebellen te bevrijden, wordt Struelens betrokken bij het Amerikaans overleg met de regering-Tshombe.

Na de militaire operatie vinden er gesprekken plaats tussen Struelens en vertegenwoordigers van het Witte Huis over een mogelijk bezoek van de Congolese premier aan de VS in januari 1965. Struelens weet Tshombe echter te overtuigen dat dit zijn reeds dramatische reputatie bij de progressieve Afrikaanse landen en Afro-Amerikaanse gemeenschap zou bevestigen, waardoor de plannen opgeborgen worden. Verder bekijkt Struelens de mogelijkheid of de VS Tshombe financieel kan steunen tijdens de aankomende verkiezingen. De 3,3 miljoen dollar die door Struelens voorgesteld wordt, worden niet aanvaard, maar de CIA geeft wel te kennen bereid te zijn om Tshombe te steunen. In oktober 1965 ontslaat Congolees president Joseph Kasa-Vubu Tshombe echter aangezien hij Tshombe als grote rivaal voor het presidentschap beschouwt.

Na de staatsgreep van Joseph-Désiré Mobutu in november 1965 vertrekt Tshombe voor een tweede maal in ballingschap naar Spanje. Hij wordt bij verstek ter dood veroordeeld voor hoogverraad door Mobutu en in 1967 ontvoerd naar Algerije door Francis Bodenan, die het door zijn eigen bedrijf gecharterde zakenvliegtuig kaapt. Tshombe, die ook in het Algerije van Boumédiène wordt beschouwd als de handpop van imperialisten, wordt vastgehouden in Algiers. Het Algerijnse hooggerechtshof geeft de toestemming om hem uit te leveren aan Congo maar de Algerijnse president moet echter nog de uiteindelijke toestemming hiervoor geven. Ondertussen verzamelen overtuigde medestanders van Tshombe zich in verschillende groepen in Noord-Amerika en Europa met het doel om te ijveren voor Tshombe’s vrijlating. Marvin Liebman roept wederom een pro-Tshombistische organisatie in het leven, het Tshombe Emergency Committee, en kan op de steun rekenen van verschillende prominente conservatieve stemmen zoals redacteur van The National Review William Buckley, admiraal Arleigh Burke, Dodd, en een driehonderdtal andere prominenten.

Struelens toont zich andermaal een vurig pleitbezorger van Tshombe en reist op eigen initiatief naar verschillende Europese landen om de mogelijkheden af te tasten om Tshombe vrij te krijgen. De ontmoetingen met hoogwaardigheidsbekleders volgen elkaar in snel tempo op. In Spanje ontmoet hij onder andere diplomaten van de Amerikaanse ambassade en de Spaanse minister van defensie, in Parijs praat hij met Tshombe’s advocaat René Floriot en een directeur van de militaire inlichtingendienst.[3] Vervolgens reist hij naar Genève waar hij ambtenaren van het Rode Kruis, de Internationale Commissie van Juristen, en de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen ontmoet. In België, ten slotte, spreekt hij lange tijd met minister van Buitenlandse zaken Pierre Harmel, en premier Paul-Henri Spaak, die een aantal jaren eerder een cruciale rol speelde in Operatie Rode Draak. In deze periode verdedigt Struelens ook zijn doctoraatsthesis in internationale betrekkingen, genaamd ONUC and International Politics, aan de School of International Service van de American University in Washington D.C. Volledig in lijn met het standpunt van de staat Katanga betoogt hij in zijn scriptie dat de ONUC-operatie het Charter van de VN schond en Katanga’s aanspraak op zelfbeschikking met voeten trad.

De verschillende initiatieven om Tshombe vrij te krijgen werpen uiteindelijk geen vruchten af aangezien Tshombe in juni 1969 in Algiers overlijdt. Struelens zal in de VS blijven, waar hij voor de rest van zijn professionele carrière professor wordt aan zijn alma mater, de American University. Hij leidt er verschillende uitwisselingsprogramma’s met Europese universiteiten, waaronder de Universiteit Antwerpen (1979-83) en de Polytechnische Universiteit van Madrid (1981-84), en is onder andere verbonden aan het Center for Research and Documentation on the European Community. In 1993 gaat hij met emeritaat. Op 5 oktober 2014 overlijdt Michel Struelens op 86-jarige leeftijd.

Colin Hendrickx      
Diplomatische Akademie en Universität Wien  
colin.hendrickx@da-vienna.at

26 april 2021

Ongepubliceerde bronnen

De schaarse ongepubliceerde bronnen over Michel Struelens zijn verspreid over verschillende archiefcollecties. Het privé-archief van Thomas J. Dodd (1994-0065) bevat enkele documenten over InforKat en wordt bewaard in de archieven en bijzondere collecties van de Universiteit van Connecticut. Het Fonds Moïse Tshombe in de archieven van particulieren – koloniale geschiedenis van het AfricaMuseum te Tervuren (HA.01.0643) bevat hier en daar ook enkele sporen van Struelens’ werkzaamheden in New York, zoals edities van Katanga Calling in doos 11 en telexen van KatInfor in doos 7. Ten slotte bevat de uitgegeven collectie processen-verbaal van de hoorzitting over Struelens’ visum ook enkele afdrukken van documenten aangaande zijn visumaanvraag, correspondentie met Tshombe, en de inschrijvingen van KatInfor en het personeel.

Gepubliceerde bronnen

a) Publicaties van Michel Struelens

Struelens (M.), ONUC and International Politics, Doctoraatsthesis Internationale Betrekkingen, Washington, The American University, 1968.

b) Andere gepubliceerde bronnen

Baker (R.), Aide of Katanga is Said to Offer Recognition Bribe: U.S. Accuses Struelens, But He Denies Charge – Costa Ricans’ Refusal Reported, in The New York Times, 4 januari 1962, p. 1.

Drouart (J.), AA 1996 Archives Maurice Maindiaux, Archiefinventaris CegeSoma, 2007.

Envoy For Tshombe: Michel Struelens, in The New York Times, 8 maart 1964, p. 4.

Ex-Aide of Katanga Leaves For Canada, in The New York Times, 9 augustus 1963, p. 7.

Franklin (B.A.), Katanga Lobbyist is Linked to Dodd: Ex-Aide Tells of ‘Frequent Contacts’ With Struelens, in The New York Times, 28 mei 1966, p. 8.

Howland (N.D.), Humphrey (D.C.), & Schwar (H.D.), eds., Congo, 1960-1968, Foreign Relations of the United States, 1964-1968, XXIII, Washington, United States Government Printing Office, 2013 [Met name documenten 281, 291, 296, 368, 380, 399, 401, 405].

Lukas (J.A.), Belgian to Speak For Tshombe Here: Struelens, Once Information Chief of Katanga Regime, to Be Special Envoy, in The New York Times, 8 maart 1964, pp. 1 en 4.

Müllenheim-Rechberg, Freiherr von (B.), Entführung und Tod des Moïse Tshombe: Das Ende einer Hoffnung für den Kongo, Münster, Lit, 1998.

Spaak Backs Struelens: Katanga Official in New York Had Belgium’s Approval, in The New York Times, 10 maart 1962, p. 3.

U.S. Raises No Objection To Struelens Appointment, in The New York Times, 4 augustus 1964, p. 2.

Visa Procedures of Department of State. Hearings Before the Subcommittee to Investigate the Administration of the Internal Security Act and Other Internal Security Laws of the Committee on the Judiciary. United States Senate, Eighty-Seventh Congress, Second Session, Washington, U.S. Government Printing Office, 1962.

Visa Procedures of Department of State. The Struelens Case. Report of the Subcommittee to Investigate the Administration of the Internal Security Act and Other Internal Security Laws to the Committee on the Judiciary. United States Senate, Eighty-Seventh Congress, Second Session, Washington, U.S. Government Printing Office, 1962.

Wetenschappelijke werken

Brownell (J.), Diplomatic Lepers: The Katangan and Rhodesian Foreign Missions in the United States and the Politics of Non-recognition, in International Journal of African Historical Studies, 47, 2014, n° 2, pp. 209-237.

Struelens Michel Maurice Joseph Georges, in Who’s Who in America: Marquis Who’s Who, New Providence, Marquis Who’s Who, 2015, p. 3747.

Ziegler (J.), La contre-révolution en Afrique, Parijs, Payot, 1963, pp. 95-112 ("Le Katanga-Lobby aux États-Unis").

 

[1] Spaak Backs Struelens: Katanga Official in New York Had Belgium’s Approval, in The New York Times, 10 maart 1962, p. 3.

[2] Moïse Tshombe is immers al eens gearresteerd en maandenlang vastgehouden toen hij in april 1961 de conferentie van Coquilhatville wou verlaten. Deze conferentie beoogt onder meer de Katangese verworvenheden van de voorgaande conferentie van Antananarivo terug te schroeven. Tshombe en zijn  minister van Buitenlandse zaken Évariste Kimba worden hiermee geconfronteerd, en worden verhinderd om terug te keren naar Elisabethstad.

[3] René Floriot was tevens de advocaat van Tshombe’s ontvoerder Bodenan toen hij in 1955 werd veroordeeld voor een dubbele moord.

Tomaison

Biographical Dictionary of Overseas Belgians