POSSOZ, Emile (Halle, 8 mei 1885 – Sint-Lambrechts-Woluwe, Brussel 12 juni 1969), magistraat en etnoloog.
Emile Possoz werd geboren in Halle op 8 mei 1885 als oudste zoon van Joseph Possoz (1857-1942), notaris, en Josephine Herinckx (1856-1944). Tijdens zijn schooltijd kwam Possoz sterk onder de invloed van zijn charismatische stads- en studiegenoot Jozef Cardijn (1882-1967) en diens Katholieke Actie-idealen. Van 1902 tot 1904 studeerde Emile Possoz filosofie en letterkunde aan het Collège de la Paix in Namen. In 1909 behaalde hij een diploma in de rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven. In juli 1914 werd hij benoemd tot substituut van de vrederechter in Sint-Jans-Molenbeek. Op 7 mei 1919 huwde Emile Possoz Madeleine Debous (1895-1978). Het echtpaar kreeg drie zonen.
In 1925, veertig jaar oud, besloot Emile Possoz zijn carrière over een andere boeg te gooien. Na een korte opleiding aan de koloniale school in Brussel, vertrok hij begin 1926 een eerste keer naar Belgisch-Congo. Hij was er werkzaam als gerechtelijk magistraat, eerst in Niangara (boven-Uele) en vervolgens in Irumu (Ituri). Zijn tweede termijn (1929-1932) vatte hij aan als substituut van de procureur des konings in Libenge (Ubangi). Vanaf 1930 vervulde hij dezelfde functie in Coquilhatstad (Mbandaka), de hoofdplaats van de Evenaarsprovincie. Zijn derde en vierde termijn (1933-1939) brachten geen verandering. Vanaf 1933 werd hij binnen de magistratuur van Coquilhatstad belast met het toezicht op de inlandse rechtbanken. Een decreet van 15 april 1926 regelde de inrichting van deze tribunaux indigènes op het niveau van de hoofdijen (chefferies). Ze werden voorgezeten door het dorpshoofd of een andere lokale notabele en beslechtten lokale geschillen tussen Congolezen op basis van het gewoonterecht. De strafmaat die ze konden opleggen was beperkt. Het kwam aan de procureur des konings of diens substituut toe te waken over de goede werking van de inlandse rechtbanken en, indien nodig, de vonnissen ervan te herzien of te annuleren als die strijdig werden geacht met de publieke orde of met de algemene koloniale wetgeving.
Door de uitoefening van zijn functie verdiepte Possoz zich in het Congolese gewoonterecht. Zijn groeiende interesse voor de plaatselijke Mongo-volkeren bracht Possoz als vanzelf in contact met de Missionarissen van het Heilig Hart (Borgerhout), die in en rond Coquilhatstad bijzonder actief waren. De spilfiguur hierbij was Gustaaf Hulstaert (1900-1990), het prototype van de missionaris-wetenschapper die zich onderdompelde in de taal en de cultuur van de mensen waaronder hij leefde. In 1937 richtte Hulstaert samen met zijn confrater Edmond Boelaert (1899-1966) Aequatoria op, een periodiek tijdschrift gewijd aan de studie van de Mongo-taal en cultuur (zie ook: www.aequatoria.be). Possoz leerde Hulstaert waarschijnlijk in 1937 kennen. Het was het begin van een jarenlange vruchtbare uitwisseling. Tussen 1938 en 1941 publiceerde Possoz een twintigtal korte bijdragen in Aequatoria, die handelden over aspecten van het gewoonterecht. Hulstaert erkende in Possoz iemand die diep was doorgedrongen in de psyche van de Mongo: “..en entendant parler les Noirs, Mr. Possoz est l’Européen qui les comprend, qui connaît leur droit! Ils me l’affirment partout où il a passé, tout en s’étonnant qu’un Européen ait pu arriver à les connaître et comprendre si bien (..) cela me prouve qu’il a saisi le fond de la pensée nègre [sic]. Il nous faudra reviser beaucoup de nos idées” (Vinck, 1997, p. 56).
Emile Possoz keerde in oktober 1939 terug naar België. In de hoop benoemd te geraken aan de Koloniale Hogeschool in Antwerpen, compileerde hij een syllabus over het Congolese gewoonterecht. Van een academische benoeming kwam echter niets in huis. Verrast door de Duitse invasie van België in mei 1940 besloot hij hals over kop naar Congo terug te keren. Dit keer werd hij aangesteld bij het parket van Elisabethstad (Lubumbashi) in Katanga. Als een gevolg van zijn negatieve dienstbeoordelingen zat er geen promotie in (hem werd vooral een overdreven neiging tot abstractie verweten). Hij bleef substituut van de procureur des konings.
Possoz knoopte nu opnieuw aan bij de Katholieke Actie-idealen uit zijn jeugdjaren, mee geïnspireerd door het grote succes van de door Cardijn opgerichte Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ-JOC). In 1941 schreef hij twee pamfletten – “l’Action catholique africaine” en “Pensées jocistes” – die hij ter goedkeuring voorlegde aan de apostolische vicaris van Katanga, Mgr. Félix de Hemptinne (1876-1958). De Hemptinne las beide werkjes als een bittere aanklacht tegen de kerkelijke authoriteit en weigerde het imprimatur. Kort daarop kwam Possoz ook in aanvaring met de apostolische afgevaardigde van het Vaticaan in Leopoldstad, Mgr. Giovanni Dellepiane (1889-1961). De aanleiding was een artikel van Possoz in Aequatoria waarin hij een lans brak voor de Congolese opvattingen over het huwelijk. Dellepiane gaf in november 1941 de redactie van Aequatoria het formele verbod nog iets van de hand van Possoz te publiceren.
In 1942 publiceerde Possoz zijn syllabus over het Congolese gewoonterecht in Elisabethstad in eigen beheer. Het werk, getiteld Eléments de droit coutumier nègre, vond gretige afzet bij de missies en rechtbanken in heel Congo. Het is nochtans een moeilijk leesbaar boek, mede als een gevolg van Possoz’ weinig heldere schrijfstijl en omwille van de conceptie als een syllabus met een overvloed aan onderverdelingen. Niettemin werd het overwegend positief onthaald, onder meer in recensies in de koloniale tijdschriften Band, Kongo-Overzee en Aequatoria. Het vernieuwende van Possoz’ boek lag daarin dat het het Congolese gewoonterecht – met inbegrip van het geloof in magische krachten – als een coherent en rationeel stelsel van waarden en normen duidde, iets wat toentertijd in de westerse beeldvorming over het “primitieve” Congo niet vanzelfsprekend was. Possoz introduceerde in zijn werk een aantal sleutelbegrippen, zoals de rol van het paternaat of het onderscheid tussen het recht van de levenden en het zogenaamde gewijde recht (met betrekking tot de voorvaderen en de niet-levende zaken).
In 1943 leerde Possoz pater Placied Tempels (1906-1977) kennen. Net zoals met Jozef Cardijn ruim veertig jaar eerder, voelde Possoz ook met Tempels een enge verbondenheid. Placied Tempels, een minderbroeder franciskaan, verbleef sedert 1933 in Belgisch Congo. Op het ogenblik van zijn ontmoeting met Possoz, werkte Tempels aan een aangepaste catechese die expliciet bouwde op de ervaringen en opvattingen van de inheemse bevolking. Het was evenwel Emile Possoz die Tempels ertoe aanzette verder te denken dan louter catechese en op zoek te gaan naar de zijnsleer van de Congolese Bantoe-volkeren, om er de inherente rationaliteit en levensbeschouwelijke coherentie van te beschrijven – net zoals hijzelf had gedaan voor de rechtsleer. Hij bracht Tempels ook in contact met Gustaaf Hulstaert, een kennismaking die tot een rijke briefwisseling voerde (Bontinck, 1985). Met de steun van Possoz, die optrad als klankbord en lector, zette Tempels zich aan het schrijven van wat uiteindelijk zijn magnum opus werd: La philosophie Bantoue (Elisabethville, 1945). Omdat het boek een radicale verandering beoogde in de manier waarop het Afrikaanse geloof, de Afrikaanse cultuur en de Afrikanen zelf werden benaderd onder het kolonialisme, wekte het heftige weerstanden op vanuit de traditionele kerkelijke hiërarchie. In 1944 vertaalde Possoz een artikel van Tempels naar het Frans dat onder de titel La philosophie de la rébellion in de krant L’Essor du Congo verscheen en nadien in het bundel Dettes de guerre werd opgenomen (Elisabethville, 1945). Het was een scherpe aanklacht tegen de materialistische ingesteldheid van de kolonisator.
Emile Possoz was intussen bijna 60 jaar oud. Aan het einde van 1944 verkreeg hij een vervroegde pensionering uit de koloniale dienst om gezondheidsredenen. In maart 1945 keerde hij definitief terug naar België. Hier bleef hij zich inzetten voor de goede naam van Tempels en diens Bantoe-filosofie. Possoz introduceerde Tempels ook bij zijn jeugdvriend Jozef Cardijn. Tempels raakte erg gecharmeerd door de Katholieke Actie-idealen van Cardijn, en zag sterke gelijkenissen met wat hij zelf wilde verwezenlijken in Congo.
In 1946 werd Emile Possoz’ boek Eléments de droit coutumier nègre bekroond met een eervolle vermelding door het Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut. Possoz’ project om een etnografisch tijdschrift op poten te zetten, kwam niet van de grond. Hij bleef nog een aantal jaren actief, onder meer tijdens de missieweken die in de jaren 1940-50 plaatsvonden aan de Katholieke Universiteit te Leuven, en publiceerde veelvuldig over Congolese volkskunde, taal en clan-recht (onder meer in Band, Kongo-Overzee en het Bulletin CEPSI). Als lid van het Maria-legioen deed hij ook zelf aan lekenapostolaat.
Emile Possoz overleed op 12 juni 1969 in zijn woonplaats in Sint-Lambrechts-Woluwe.
Piet Clement
Bank for International Settlements, Basel
11 maart 2014
piet.clement@gmail.com
Ongepubliceerde bronnen
Katholiek Archief- en Documentatie Centrum (KADOC), Leuven, Archief Minderbroeders Sint-Truiden, manuscript Emile Possoz, Uit mijn leven.
Gepubliceerde bronnen
a) Publicaties van E . Possoz
POSSOZ (E.), Eléments de droit coutumier nègre, Elisabethville, 1942.
Wetenschappelijke werken
BONTINCK (F.), Aux origines de la philosophie Bantoue, la correspondance Tempels-Hulstaert (1944-1948), Kinshasa, Faculté de Théologie Catholique, 1985.
CLEMENT (P.), Emile Possoz (1885-1969), Een bewogen leven in het teken van Cardijn en Congo, in Hallensia – Verhandelingen nieuwe reeks, nr. 35, Halle, 2010.
VINCK (H.), Emile Possoz : bio-bibliographie et inventaire des papiers Possoz à Sint-Truiden, in Annales Aequatoria, 10, 1989, pp. 297-320.
VINCK (H.), Société coloniale et droit coutumier, La correspondance Hulstaert-Sohier 1933-1960, in Annales Aequatoria, 18, 1997, pp. 9-238.
Irumu, 1926. Emile Possoz met zijn echtgenote Madeleine Debous en kinderen Robert en Paul, omgeven door hun kok, huishoudhulp en boys.
Biographical Dictionary of Overseas Belgians