TEMPELS (Frans Placied)

TEMPELS, Frans Placied (Berlaar, 18 februari 1906 – Hasselt, 9 oktober 1977), Franciscaanse minderbroeder, missionaris en auteur.

 

Frans Tempels werd op 18 februari 1906geboren in Berlaar, bij Lier, waar zijn vader voor de Belgische Spoorwegen werkte. Na enige tijd verhuisde het gezin naar Hasselt, de geboortestad van vader Tempels. Daar voltooide Frans zijn humaniorastudies aan het bisschoppelijk Sint-Jozefcollege. In september 1924, op 18-jarige leeftijd, vatte Frans Tempels in Tielt het noviciaat van de Franciscanen (ofm) aan. Hij koos als kloosternaam Placidus of Placied/Placide. Tussen 1925 en 1931 studeerde Placied Tempels filosofie en theologie in de studiehuizen van de orde in Rekem en Sint-Truiden. Hij bekroonde zijn studies in 1931-32 met een jaar pastoraaltheologie in het Franciscanerklooster te Turnhout. Intussen was Tempels op 15 augustus 1930 tot priester gewijd. Tijdens het schooljaar 1932-33 doceerde hij Duits aan het Heilig Hart-college te Heusden. Op 3 november 1933 scheepte Placied Tempels in Antwerpen in voor Belgisch Congo. Zijn eerste bestemming was het apostolisch vicariaat van Lulua-Katanga. Aanvankelijk gaf hij les aan het klein-seminarie van Luabo. In 1935 werd hij uitgestuurd naar de missie-post van Lukonzolwa, op de oever van het Moëro-meer, waar hij een school voor catechisten inrichtte en actief was als een “brousse-broeder” die regelmatig de Congolese dorpen in het binnenland bezocht. In 1938 werd Placied Tempels overgeplaatst naar de missie-post van Kamina, in West-Katanga, waar hij zonder onderbreking bleef tot het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Placied Tempels had een aanleg voor talen en leerde verscheidene Bantoe-talen spreken en schrijven: kiluba, kibemba, kiswahili. Tijdens zijn talrijke bezoeken in de vaak afgelegen dorpen ontwikkelde hij een bijzondere interesse voor de overdracht van de voorouderlijke kennis door middel van liederen, gezegden en raadsels, waarvan hij er talrijke optekende. Tempels ontwikkelde reeds vroeg een kritische kijk op de eigenheid van de koloniale situatie, die de superioriteit van de Europese cultuur, waarden en machtsstructuren postuleerde. Hij sprak zelf van de “crisis” die iedere missionaris onvermijdelijk doormaakte na enkele jaren missie-werk met het groeiende besef dat een evangelisatie die vasthield aan een zuiver westerse versie van het christendom dreigde uit te draaien op een fiasco. Tempels raakte er steeds meer van overtuigd dat de evangelisatie enkel duurzaam kon zijn indien ze vertrok vanuit de opvattingen en ervaringen van de Congolezen zelf. Dit vereiste echter een aangepaste catechese.

Tempels zette zich zelf aan het schrijven van zo een ‘Bantoe-catechese’. Hij was echter nog niet ver gevorderd toen hij, in het begin van 1943, wegens ziekte werd opgenomen in het hospitaal voor blanken in Elisabethstad (Lubumbashi). Daar ontmoette hij Emile Possoz, magistraat bij de rechtbank van eerste aanleg in Elisabethstad, met wie hij bevriend geraakte. Emile Possoz (1885-1969) had zich gespecialiseerd in het gewoonterecht van de Mongo-volkeren in de streek van Coquilhatstad (Evenaarsprovincie), waar hij aanvankelijk gestationneerd was. In 1942 had hij een boek gepubliceerd over het Congolese gewoonterecht (Eléments de droit coutumier nègre), dat enige weerklank vond in de kolonie, voornamelijk omdat het, als één van de eersten, het Congolese gewoonterecht beschreef als een logisch gestructureerd systeem gebaseerd op een consistente levensfilosofie.Na hun eerste ontmoeting in Elisabethstad, zetten Tempels en Possoz hun discussies verder in een geanimeerde briefwisseling. Possoz bracht Tempels ook in contact met Gustaaf Hulstaert (1900-1990), missionaris in de Evenaarsprovincie en de drijvende kracht achter het tijdschrift Aequatoria, gewijd aan de taal, cultuur en geschiedenis van de Mongo-volkeren. Met Hulstaert zou Tempels gedurende enkele jaren een zeer vruchtbare briefwisseling voeren (Bontinck 1985). Possoz drong er bij Tempels op aan dat die zijn werk aan een aangepaste catechese terzijde zou schuiven om in plaats daarvan een fundamentele studie over de zijnsleer van de Congolezen te schrijven. Tempels zou Possoz erkentelijk blijven voor deze beslissende voorzet, want hij zette zich inderdaad aan het schrijven van wat zou uitgroeien tot zijn magnum opus De Bantoe-filosofie / La philosophie Bantoue. Tempels schreef het werk, tussen zijn drukke missie-activiteiten in, van september 1943 tot juni 1945. Het inleidende hoofdstuk verscheen onder de (rethorische) titel “Moeten wij op zoek naar een Bantoe-filosofie?” in de herfst van 1944 in het tijdschrift Aequatoria. De volgende hoofdstukken verschenen vanaf begin 1945 in het koloniale tijdschrift Band. Intussen had Tempels de tekst naar het Frans laten vertalen door Antoon Rubbens, een progressieve advocaat in Elisabethstad. In oktober 1945 verscheen het werk in boekvorm, uitgegeven door Lovania in Elisabethstad.

InDe Bantoe-filosofie poogde Tempels een coherente interpretatie te leveren van de levens-filosofie van de etnische groepen in Katanga (voornamelijk luba en bemba) die hij door zijn missioneringswerk zo goed kende. Tempels’ centrale stelling luidt dat het concept van vitaliteit of levenskracht aan de basis ligt van de zijnsleer van de Bantoe-stammen. Volgens Tempels contrasteert het dynamische concept van de levenskracht met het statische zijns-principe in het westerse denken. Voor de Bantoe geldt, aldus Tempels, “levenskracht is zijn, en zijn is levenskracht” (“la force c’est l’être, l’être est la force”). De levenskracht is een dynamisch gegeven in die zin dat ze kan toenemen of verminderen, bijvoorbeeld als het gevolg van magische of bovennatuurlijke handelingen. Alle wezens worden gekenmerkt door hun levenskracht: mensen zowel als dieren, maar ook planten en mineralen. Er is bovendien een hiërarchie in levenskrachten, van zwak tot sterk, en ze blijven ook na de dood actief. Door toepassing van de theorie van de levenskracht meende Tempels het denken en de wereldvisie van de Congolezen te kunnen duiden als de producten van een coherente zijnsleer. Tal van rituele handelingen, ogenschijnlijk obscure gebruiken en taboes, die door de kolonisator vrijwel algemeen werden afgedaan als de irrationele uitdrukkingen van een primitief bijgeloof, traden nu voor het licht als rationele, of op zijn minst betekenisvolle, aspecten van een logisch gestructureerde wereldvisie.

De gevolgtrekkingen van De Bantoe-filosofie waren potentieel verreikend. Volgens Tempels was elke poging tot evangelisatie die de superioriteit van het westerse Christendom postuleerde en de intrinsieke waarde van de spiritualiteit en de wereldvisie van de autochtone bevolking negeerde, tot mislukken gedoemd. In plaats van inheemse gebruiken als primitief af te doen en te onderdrukken, moest er alles aan gedaan worden om die gebruiken te begrijpen, te respecteren en te integreren in het Christelijk geloof. Tempels pleitte voor een radicale verandering in de tradionele koloniale benaderingvan de Afrikanen en van de Afrikaanse cultuur. Zo een ommekeer had onvermijdelijk ook politieke consequenties, omdat ze de traditionele rechtvaardiging voor het kolonialisme – de triomf van de westerse beschaving en van het Christendom over obscurantisme en bijgeloof – in vraag stelde. Het hoeft bijgevolg niet te verbazen dat Tempels’ boek heel wat weerstand opriep binnen de traditionele kerkelijke hiërarchie in de kolonie. Tempels kreeg in het bijzonder de wind van voren vanwege Mgr. Jean-Félix de Hemptinne (1876-1958), de apostolische vicaris van Katanga, die in het boek een frontale aanval zag op de traditionele evangelisatie, en die Tempels verweet in de kaart te spelen van het Bantoe-nationalisme door respect te vragen voor de inheemse gebruiken. Ook de pauselijke legaat in Leopoldstad, Mgr. Giovanni Dellepiane (1889-1961), liet zich niet onbetuigd en beschuldigde Tempels ervan zich op sleeptouw te hebben laten genomen door “bepaalde leken die op het gebied van de etnologie on-orthodoxe theorieën aanhangen” (Smet 1981) – een allusie op Emile Possoz.

De controverse schaadde de verspreiding van het boek geenszins. In korte tijd waren de 1.500 exemplaren van de eerste druk uitverkocht. Tempels zelf bevond zich echter in een moeilijk parket. Om een escalatie te voorkomen, besloten zijn orde-oversten hem naar België terug te roepen. In mei 1946 verliet Tempels Belgisch Congo om zich in het ordeklooster in Hasselt terug te trekken. Mgr. Dellepiane had de zaak intussen aangekaart bij de Congregatie voor de Voortplanting van het Geloof (de Propaganda Fide) in Rome, in de hoop dat die Tempels’ boek zou veroordelen. Maar ook Tempels liet zich niet onbetuigd en mobiliseerde vrienden en sympathisanten voor zijn zaak. In 1947 liet Rome verstaan geen graten te zien in de verspreiding van het boek, en toen in 1950 Mgr. Dellepiane overgeplaatst werd van Leopoldstad naar Wenen, stond niets meer Tempels’ terugkeer naar Belgisch Congo in de weg.De Bantoe-filosofie had intussen alleen maar aan uitstraling gewonnen. In oktober 1946 was in Antwerpen de Nederlandstalige versie in boekvorm verschenen. In 1949 volgde de tweede Franse uitgave door Présence Africaine, de pan-Afrikaanse uitgeverij geleid door Alioune Diop en Leopold Senghor. Hierdoor kende het werk een veel ruimere verspreiding in Franstalig Afrika. In 1956 en 1959 volgden nog een Duitse en Engelse vertaling.

Behalve veel lof, kwam er ook heel wat kritiek op Placied Tempels’ werk, en niet enkel om redenen van politieke opportuniteit. Voor velen was wat Tempels beschreef geen filosofie – in de betekenis van een bewuste epistemologie – maar veeleer etnologie. De Ivoriaanse filosoof Paulin Hountondji typeerde Tempels’ werk als “etnologie met filosofische pretenties” en een “denkbeeldige zoektocht naar een collectieve en onveranderlijke filosofie eigen aan alle Afrikanen” (Hountondji 1980, 21). Tempels’ bewering dat het wereldbeeld van de Baluba, zoals hij dat beschreven had, universele geldigheid had voor alle zogenaamd primitieve volkeren, stuitte op heel wat scepticisme. Tenslotte werd het Tempels ook kwalijk genomen – zeker vanuit de latere négritude-beweging – dat hij niet expliciet afstand had genomen van de koloniale beschavingsmissie en bekeringsijver, maar die enkel wilde aanpassen aan de Afrikaanse leefwereld om er de doeltreffendheid van te verhogen. In zijn Discours sur le colonialisme (1955) trok de Martinicaanse dichter-politicus Aimé Césaire (1913-2008) scherp van leer tegen Tempels, die hij verweet met zijn oproep tot meer respect voor de Bantoe-filosofie enkel een schaamlapje te leveren voor de koloniale orde en westerse dominantie (Césaire 1955, 44).

Wat er ook van zij, Tempels’ boek was binnen de Afrikaanse koloniale context één van de eerste systematische pleidooien voor een beter begrip van en respect voor de gebruiken en waarden van de autochtone volkeren. Gezien de ruime verspreiding ervan, leverde het boek een belangrijke bijdrage tot het debat binnen de Katholieke Kerk tussen de aanhangers van de zogenaamde assimilatie-theorie (die vooropstelde dat de autochtone volkeren hun traditionele gebruiken dienden af te zweren om tot het ware geloof te kunnen  toetreden) en de aanhangers van de adaptatie-leer (volgens dewelke de westerse leer diende aangepast te worden aan de normen en waarden van de autochtone bevolking). Ruimer gezien voedde het boek ook het debat over de legitimiteit van de westerse beschavingspretenties tegenover de niet-westerse wereld.

Placied Tempels zelf was minder geïnteresseerd in de academische controverse, maar wilde bovenal zijn ideeën tot hun logische consequentie doortrekken. Na zijn terugkeer naar Belgisch Congo in juli 1950 was hij eerst actief als missionaris in Kayeye en Kabondo-Dianda (West-Katanga); vervolgens, vanaf 1953, als priester in de parochievan de Union Minière in Ruwe, nabij Kolwezi; en tenslotte, vanaf 1957, na een kort verlof in België, in het nabijgelegen mijnstadje Musonoi. Daar beleefde hij de turbulente overgang naar de Congolese onafhankelijkheid (30 juni 1960). In april 1962 keerde Tempels om gezondheidsredenen terug naar België. Voorgoed, zoals zou blijken.

Tijdens deze tweede periode in Congoging het er Tempelsniet enkel meer om de Congolese bekeerlingen te begrijpen vanuit hun eigen normen en leefwereld, maar meer nog zelf de wereld en het geloof te bekijken met Congolese ogen. Als priester wilde Tempels zijn geloof belijden als Congolees onder de Congolezen. Voor hemzelf was dit een openbaring en hij zag in die verregaande vereenzelviging ook een bron van vernieuwing en verjonging van het katholieke geloof. Tijdens zijn verblijf in België had Placied Tempels een aantal pastorale teksten en zijn eigen catechese geschreven (Catéchèse bantoue, 1948). Zijn stijl van evangelisatie was erg persoonlijk en baseerde op een vertrouwensrelatie opgebouwd door dialoog, waarbij hij telkens uitging van de opvattingen en aspiraties van zijn bekeerlingen. Hieruit ontstond tussen priester en gelovige een ware ‘ontmoeting’ (rencontre), waarin de priester zijn eigen vooroordelen liet varen en waaruit een echt Christendom ontsproot, dat door de Afrikaanse gelovigen niet langer als van buitenaf opgelegd werd ervaren. Tempels’ evangelisatie-methode, toegepast in de arbeidersdorpen rond Kolwezi, vertoonde veel overeenkomsten met de Katholieke Actie-idealen en het apostolaatswerk gepropageerd door Jozef Cardijns katholieke arbeidersjeugd (KAJ-JOC). Dat was zeker geen toeval. Cardijn en Tempels zetten zich beiden af tegen de sterk hiërarchische structuren binnen de Katholieke Kerk en tegen een al te formalistische geloofsbelijdenis. Bovendien was Tempels, tijdens zijn gedwongen verblijf in België, door het toedoen van zijn vriend Emile Possoz direct in contact gekomen met Jozef Cardijn.

In de late jaren 1950 kende Tempels’ aanpak navolging in heel Katanga. Gelovigen die zich op zijn denkbeelden beriepen, identificeerden zich in toenemende mate als een hechte gemeenschap onder de term Jamaa (‘familie’ in het kiswahili). De verspreiding van de Jamaa werd nog in de hand gewerkt door de publicatie van twee bundels met pastorale teksten van de hand van Placied Tempels onder de titel Notre rencontre (1962).Bijgevolg beschouwden sommigen de Jamaa als een afzonderlijke charismatische beweging binnen de Congolese Kerk, hetgeen door Tempels zelf met klem werd ontkend. Niettemin bracht de Jamaa hem opnieuw in aanvaring met delen van de kerkelijke hiërarchie. Het was uiteindelijk Jozef Cardijn, intussen tot kardinaal benoemd door paus Paulus VI, die in Rome voor Tempels tussenbeide kwam en bewerkstelligde dat Mgr. Ottaviani, prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, Tempels expliciet de toelating gaf zijn werk met de Jamaa verder te zetten. Tempels was intussen door de ziekte getekend. Vanop zijn ziekbed gaf hij nog spirituele leiding aan zijn gelovigen in Katanga, voornamelijk door middel van briefwisseling. Hij overleed te Hasselt op 9 oktober 1977.

 

Dr. Piet Clement
Bank for International Settlements, Basel
19 september 2014
piet.clement@gmail.com

 

Onuitgegeven bronnen

Katholiek Archief- en Documentatie Centrum (KADOC), Leuven, Archief Frans Placied Tempels.

Katholiek Archief- en Documentatie Centrum (KADOC), Leuven, Archief Minderbroeders Sint-Truiden – Papieren Placied Tempels & Papieren Emile Possoz.
 

Uitgegeven bronnen

a) Publicaties van Placied Tempels

TEMPELS (P.),La philosophie bantoue, Elisabethville, Lovania, 1945.

TEMPELS (P.), Catéchèse bantoue, in Bulletin des Missions – Les Questions Missionnaires, Brugge, 2, 6, 1948.

TEMPELS (P.), Notre rencontre, 2 vols.,Léopoldville, Centre d’Etudes Pastorales, 1962.
 

Wetenschappelijke werken

BONTINCK (F.), Aux origines de la philosophie Bantoue, la correspondance Tempels-Hulstaert (1944-1948), Kinshasa, Faculté de Théologie Catholique, 1985.

CESAIRE (A.), Discours sur le colonialisme, Paris, Présence Africaine, 1955.

CEUPPENS (B.), Congo Made in Flanders ?Koloniale Vlaamse visies op ‘blank’ en ‘zwart’ in Belgisch Congo, Gent, Academia Press, 2003.

DE CRAEMER (W.), The Jamaa and the Church, A Bantu Catholic Movement in Zaïre, Oxford, The Clarendon Press, 1977.

FABIAN (J.), Jamaa, A Charismatic Movement in Katanga, Evanston, Northwestern University Press, 1971.

HANSEN (P. L.), De literaire nalatenschap van P. Placied Tempels o.f.m., in Franciscana, 38, 1983, pp. 147-214; 39, 1984, pp. 3-42; 40, 1985, pp. 41-83.

HOUNTONDJI (P.), Sur la “philosophie africaine”, Critique de l’ethnophilosophie, Yaoundé, Editions Clé, 1980.

HULSTAERT (G.), Possoz et Tempels : influences mutuelles ?, in Revue Africaine de Théologie, 7, 14, 1983.

MUDIMBE (V. Y.), Tales of Faith, Religion as Political Performance in Central Africa, London, The Athlone Press, 1997.

SMET (A. J.), Le Père Placide Tempels et son œuvre publiée, in Revue Africaine de Théologie, 1, 1, 1977, pp. 77-128.

SMET (A. J.), L’œuvre inédite du Père Placide Tempels, in Revue Africaine de Théologie, 1, 2, 1977, pp. 219-33.

SMET (A. J.), Les débuts de la controverse autour de la Philosophie bantoue du P. Tempels, in Revue Africaine de Théologie, 5, 10, 1981, pp. 170-79.

 

TempelsBantoue

Eerste uitgave van La philosophie bantoue in boekvorm, Elisabethstad, 1945.

 

PaterTempels

Pater Placied Tempels (rechts) ontvangt het bezoek van P. Géry en E. Sangwa (onderwijzer te Lubumbashi), beide leden van de Jamaa, Hasselt, mei 1967.

 

Undefined
Tomaison: 

Biographical Dictionary of Overseas Belgians