VERBRUGGE, Raphaël (Beveren, 20 maart 1872 ‑ Grimbergen, 11 juli 1957), wetenschapper, priester en missionaris
De Congregatie van het Onbevlekte Hart van Maria (CICM), van Scheut (bij Anderlecht, Brussel), zond tussen 1865 en 1950 een groep van 678 missionarissen uit naar China. Onder hen, de Oost-Vlaming Raphaël Verbrugge, die uitzonderlijk, vόόr vertrek in 1904, een academische medische vorming in België had genoten.
Tijdens de "Schoolstrijd" onder de radikaal-liberale regering Frère-Orban-Van Humbeeck (1878-1884), had vader, de pratikerende plattelandsliberaal Basilius Verbrugge (1842-1905), nog ideologisch voet bij stuk gehouden in de toepassing van de Wet op het Lager Onderwijs van 6 juni 1879, en als hoofd van de Lagere Gemeenteschool te Haasdonk (1872-1885) de lokale pastoor het recht verboden op onbeperkte schooltoegang. De intrekking van de “Ongelukswet” door de katholieke regering Beernaert (1884-1894) bracht het definitieve einde mee van de “school zonder God”, én verplichtte de op rust gestelde onderwijzer, samen met zijn echtgenote Mélanie Van Den Reeck (1843-1913), zich vanuit Sint-Niklaas, de hoofdstad van het Land van Waas, te lanceren in de tapijtindustrie.
Een familiale beproeving, ook voor de tweede oudste zoon Raphaël Verbrugge, die na het middelbare onderwijs (1884-1890) aan het bisschoppelijk Klein-Seminarie te Sint-Niklaas, zich niet bekoord voelde tot de geestelijke staat. Nadat hij daarom op 24 juli 1897 was gepromoveerd tot docteur en médecine, chirurgie et accouchements aan de Universiteit van Gent vestigde hij zich als omnipracticus in dezelfde stad. Aangetrokken tot het medische speerpuntdomein van de farmacodynamiek, met het préklinische onderzoek naar de werking en toxiciteit in (dierlijke) cel- en weefselsystemen van experimentele geneesmiddelen tegen infectieziekten als tuberculose en tyfus, vervoegde hij tevens het nog jonge labo van prof. dr. Jan-Frans Heymans (1859-1932), vader van de Belgische Nobelprijswinnaar voor Geneeskunde in 1938, prof. dr. Cornelius Heymans (1892-1968).
Verbrugge huwde op 6 maart 1898 met de Gentse Augustine De Coninck (1873-1899). Het huwelijk was van korte duur, één jaar later bezweek ze in het kraambed na een wellicht door hem toegediende keizerssnede. Het dramatisch inzicht dat de (medische) wetenschap, in casu hemzelf, had gefaald in haar redding, deed Raphaël Verbrugge verzaken aan het stipendium na zijn overwinning in de Nationale Reisbeurzenwedstrijd op 7 februari 1898, en een carrière als farmacoloog afbreken.
Nauwelijks 3 weken na De Coninck’s overlijden kwam op 26 februari 1899 de beslissing vanwege de Generale Raad van Scheut om Verbrugge toe te laten als novice. De geschoolde arts kwam “geroepen” ter versterking van het intellectuele prestige en de operationele slagkracht van het jonge Belgische missionerende instituut. Er bestaan sterke aanwijzingen dat Scheutist Jan-Baptist Steenackers (1848-1912), die in het academiejaar 1898-1899 een cursus Chinese taal doceerde aan de Ecole spéciale du génie civil et des arts et manufactures van de Gentse universiteit, Verbrugge had overgehaald tot een missionaire ommezwaai in diens inzet voor hygiëne en ziekenzorg voor de Chinees-Mongoolse missie van Scheut met het ontwikkelen van een preventief serum tegen vlektyfus.
Raphaël Verbrugge trad op 18 maart 1899 in het noviciaat te Scheut. Terwijl in China de Bokseropstand (1899-1901) nog woedde, besliste de algemene overste Adolf Van Hecke (1855-1931) hem reeds op 14 mei toe te wijzen aan het missievicariaat van Centraal-Mongolië in de huidige noordelijke provincies Hebei en Binnen-Mongolië van de Volksrepubliek China. Na de éénjarige cursus wijsbegeerte te Scheut verhuisde hij in september 1901 naar Leuven voor colleges in godgeleerdheid aan het Collège philosophique et théologique van de Jezuïeten. Priester gewijd op 17 juli 1904 te Scheut, scheepte hij te Marseille op 14 september 1904 in naar China.
Mgr. Jeroom Van Aertselaer (1845-1924)¸ apostolisch vicaris van Centraal-Mongolië (1898-1924), popelde om Verbrugge, dan beter gekend als Qiao De Ming, in te schakelen in de ziekenzorg. Een eerste benoeming in 1905 als onderpastoor te Xinhuacheng in de vlakte van Heimahu hield hem nog stand-by als spoedarts voor de centrale residentie van Xiwanzi, en werd gevolgd door een autonome pastorale (en medische) opdracht (1906-1908) in Shizhuziliang in de vlakte van Heituwa (Terres Noires).
Geestelijk soelaas en intellectuele voldoening vond hij vooral als wissenschaftlich gebildeten Reisende die in geomorfologisch onderbouwde veldstudies de samenhang bestudeerde tussen bodem, reliëf, klimaat, fauna, flora, economie en cultuur in de missiedistricten Nanhaoqian en Xiwanzi. In de toekenning van een dominante invloed aan fysische landschapsvormende processen op ruimtelijke spreidings- en activiteitspatronen van Chinese en Mongoolse leefgemeenschappen, volgde hij de geografische vraagstelling en methodiek van Friedrich von Richthofen (1833-1905), lang dé Duitse geografische autoriteit inzake China. In de opzet van een meteorologische fundering van die brede regionale geografiestudie polste Verbrugge ook de Central Meteorological Observatory of Japan in Tokyo die via de Japanse diplomaat Uchida informatie liet inwinnen bij de Légation de Belgique te Beijing over de wetenschappelijke geloofwaardigheid van de missionaris. Verbrugge had in zijn vraag om samenwerking met Japan gegokt op een wending in de Russische hegemonie over noordelijk China na de militaire nederlaag bij Shenyang (Moekden) in 1904, maar zag zich toch verplicht de Franse Jezuïeten van het even prestigieuze Observatoire de Zikawei te Shanghai te contacteren.
De culturele en politieke overwegingen in de geografische studies van Verbrugge droegen eveneens bij tot een verrassend actueel pleidooi in de sensibilisering van de Belgische pers en bedrijfswereld betreffende de economische opportuniteiten die op de Chinese markt te rapen vielen. Hiervan getuigde in 1908-1909 vooral Raoul Pontus (1868-1947), secretaris-generaal van de Société d'Etudes Sino-Belge, die in Chine et Belgique, het maandblad van de Chambre de Commerce Sino-Belge, graag naar de missionaris verwees als een vurige pleitbezorger van Belgische investeringsprojecten in China.
In de eindevaluatie van het pastorale werk van Raphaël Verbrugge klonk bij tijdgenoten al vrij vroeg een véél harder oordeel door. De moeilijke vereniging van taken als mobiele missie-arts én zielzorger met vaste standplaats stelde de missionaris voor de keuze te functioneren als een heler van wonden of van zonden. Precies die herhaalde verwaarlozing van pastorale én medische taken overtuigden de oversten tot zijn ultieme overplaatsing naar Pingdingnaobao en Sitasan als administrateur van vruchtbare gronden die een aantrekkingspool vormden voor bekeerlingen, maar verder verwijderd lagen in de vlakte van Heituwa. Uitgezet met een Transsiberisch spoorticket enkele reis op zak, betekende de definitieve afloop van zijn zending in China in juni 1911 ook een symbolisch vertrek op de vooravond van politieke revoltes die er zouden leiden tot het uitroepen van de (eerste) republiek op 1 januari 1912. Over die val van het Chinese equivalent van het Ancien Régime met het aftreden van Puyi (1906-1967), de 12de en laatste keizer uit de Qing-dynastie (1644-1911) en de machtsovername door Yuan Shikai (1859-1916), deed Verbrugge het gelijknamige boek Yuan Che-k’ai verschijnen.
Bij terugkeer in juli 1911 naar een rusthuis van Scheut te Eindhout (Laakdal) bood de algemene overste, Florent Mortier (1877-1963), hem naast een aanstelling als lector natuurwetenschappen aan de filosofie-opleiding te Scheut, de kans tot eerherstel in de hernieuwde opvolging van de multidisciplinaire bestrijding van vlektyfus. Als werkend lid van de Société Scientifique de Bruxelles (1913-1921) hield Verbrugge op voorspraak van zijn oude patron Jan-Frans Heymans, op de zitting van 29 januari 1914, aldus het referaat Le Typhus de Mongolie over het vergelijkend ziektebeeld van drie confraters die een herstel van de ziekte hadden gekend. De nasleep van Wereldoorlog I (1914-1918) stak stokken in de wielen van een verderzetting.
Achter de studietafel te Eindhout en later te Schilde zocht Raphaël Verbrugge een nieuwe intellectuele uitdaging in het uitschrijven van zijn Chinese veldexcursies. Als gezagsgetrouwe kerkelijke ambtsdrager bleef hij hierin worstelen met het katholieke dilemma van de moderniteit waarbij als gevolg van dogmatisch gearticuleerde geloofsschema’s zijn ontvankelijke houding ten aanzien van contemporaine wetenschappelijke denkbeelden fel werd bemoeilijkt. De verkenning van interdisciplinaire wegen van verbinding tussen geloof en wetenschap, in het bijzonder als geograaf, die in de lokroep van de verten kans zag een ruim publiek van confraters, missie-sympathisanten en aardrijkskundig belangstellenden "onze Missiën van Mongolië te doen kennen: gelukkig met de pen te doen wat andere met het woord" bezorgde Verbrugge een reputatie van individualist en nieuwlichter.
Het was immers wegens erkende synthetische en didactische kwaliteiten dat de geografische en koloniale genootschappen te Brussel en Antwerpen, maar ook het Duitse ethnografische tijdschrift Anthropos, zich gretige afnemers toonden van zijn wetenschappelijke beschouwingen over de impact van de fysische gesteldheid op de humane ontwikkeling in de overgangsregio tussen het Mongoolse plateau van uitgestrekte grasvlakten en het Chinese laagland langs de benedenloop van de Gele Rivier. Die bijdragen leverden ook een inkijk op de onbekende missietheoretische of “missiologische” ondersteuning van de aardrijkskunde tot het apostolaat van Scheut. Die speciale status gold beslist voor de terreinstudie Les confins Sino-Mongols die ook als lesmateriaal zou fungeren voor aspirant-missionarissen van Scheut.
Raphaël Verbrugge verbleef vanaf 1936 (tot diens dood) in de psychiatrische kliniek Sint-Alexius te Grimbergen. De diagnose van een psychische terugval, eerder in 1929, die ernstiger was dan wat bij uitgebluste missionarissen werd bestempeld als “neurasthénie”, trad volop naar buiten tegen de achtergrond van de crisisjaren 1930. Tegen het einde van Wereldoorlog II trad in de sluimerende geest van Raphaël Verbrugge een absolute overgave in aan tijd en plaats, door hemzelf, ‑niet zonder zweem van heimwee‑, getransponeerd naar een Mongoolse setting: "Wij, oude Mongolen, wij zijn gewoon van over uitgestrekte en drooge woestijnen te trekken naar het doel van den Heer aangeduid". Op 1 juli 1957 overleed hij, 85 jaar oud. De teraardebestelling, naast Augustine De Coninck, op het kerkhof "Campo Santo" van Sint-Amandsberg (Gent), had in alle intimiteit plaats gevonden vόόr de begrafenisdienst te Scheut op 11 juli 1957.
Dirk Van Overmeire
Houder Bijzondere Doctoraatsbeurs van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen
25 september 2014
dirk.vanovermeire@skynet.be
Ongepubliceerde bronnen
Kadoc (Leuven), Archief Scheut (CICM), Generalaatsarchief, F.III.a. Letters (from CICM Members) received by the Superior General and the Assistants en P.I.a.1.2.5.1. Diocesan archives: Mongolia/Central Mongolia/Sywantze: Correspondence with CICM (1865-1910).
Gepubliceerde bronnen
a) Publicaties van Raphaël Verbrugge
Le Typhus de Mongolie (Typhus exanthématique). Relation de trois cas typiques par le R.P. Dr. R. Verbrugge des Missions de Scheut, s.l, s.d., 1910-1911.
Les confins Sino-Mongols. Géographie et Ethnographie, in Bulletin de la Société (Royale) d'Etudes Coloniales, 20, 1913, n° 1, pp. 1‑51; n° 2, pp. 120-135; n° 3, pp. 176-216.
Yuan Che-k’ai: sa vie, son temps, Paris, La Librairie Orientaliste, Paul Geuthner, 1934.
b) Andere gepubliceerde bronnen
Van Overmeire (D.), Elenchus of CICM in China, 1865-1955 (Zai hua sheng mu sheng xin hui shi ming lu, 1865-1955), Huai ren cong shu 6, Taipei, 2008.
Wetenschappelijke werken
Van Overmeire (D.), Raphaël Verbrugge (°1872-+1957), arts, missionaris van Scheut en reiziger in Mongolië: een bio-bibliografie, in Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 108, 2005, pp. 147-201.
Van Overmeire (D.), In the Footsteps of von Richthofen? Raphaël Verbrugge, C.I.C.M. (1872-1957) and his Contribution to a Physical Geography of Mongolia, in GOLVERS (N.) & LIEVENS (S.), eds., A Lifelong Dedication to the China Mission, Vol. 17, Louvain, Louvain Chinese Studies, 2007, pp. 643-667.
Van Overmeire (D.), The Missionary as a Weather-forecaster. Meteorological Observations in the Chinese Mission Stations of CICM (1873-1935), in LU (Y. R.) & VANHAELEMEERSCH (P.), eds., Silent Force: Native Converts in the Catholic China Mission, Vol. 20, Louvain, Louvain Chinese Studies, 2009, pp. 81-316.
Raphaël Verbrugge vόόr het vertrek naar China in 1904 (©A-Verbrugge-Sint-Niklaas).
R. Verbrugge in de wintertijd van zijn leven (foto uit juni 1955) (©A-Verbrugge-Sint-Niklaas).
Biographical Dictionary of Overseas Belgians