Richtlijnen

  1. Inleidende titel van een biografische notitie

1.1.Gelieve het volgende voorbeeld te gebruiken:

Francqui, Émile (Brussel, 25 juni 1863 – Overijse, 16 november 1935), militair, zakenman en politicus.

1.2. Naam van de persoon in kleine hoofdletters, gevolgd door de belangrijkste officiële voornaam (volledig; gebruik niet alleen de initialen), of, indien dit het geval is, de gebruikelijke voornaam (de andere voornamen worden niet vermeld); gelieve in eerste instantie het pseudoniem te gebuiken, indien deze gewoonlijk gebruikt wordt (in dit geval, gelieve eveneens de officiële naam te vermelden). Gelieve eveneens, indien dit het geval is, de naam te vermelden die in een geestelijke orde gebruikt wordt.

1.3. De geboorteplaats en de plaats van het overlijden worden evenals de data tussen haakjes vermeld. De maanden worden volledig vermeld. Indien dit het geval is, gelieve uitdrukkelijk te vermelden « geboorteplaats ( of plaats van overlijden) onbekend», of «geboortedatum (of datum van overlijden) onbekend». Indien de geboorteplaats en/of de plaats van het overlijden zich in België situeert (ofwel op de grondgebieden die er mee overeenkwamen vóór het ontstaan van de staat), wordt alleen de plaats vermeld. Indien de plaats van geboorte en/of overlijden zich situeert buiten België, wordt naast de plaats ook het desbetreffende land vermeld (behalve indien deze plaats een gekende hoofdstad is). De plaats en de datum van de geboorte wordt door een lange streep gescheiden van de plaats en de datum van het overlijden.

1.4. Gelieve de belangrijkste activiteiten zo helder en zo synthetisch mogelijk te vermelden. Dus geen vermelding van diploma’s of juiste functies (behalve wanneer een uitzondering dit noodzakelijk maakt). Dus Francqui moet niet voorgesteld worden als « Minister van Staat» of «Gouverneur van de Société Générale».

 

  1. Inhoud van de biografische notitie

2.1. Gelieve de familieverbanden te vermelden (indien mogelijk: de namen van de ouders). Vermeld in elk geval het sociale milieu waaruit de persoon voortgekomen is. Het huwelijk of eventueel de huwelijken en de eventuele nakomelingen worden vermeld tijdens het verloop van de levensbeschrijving, op het ogenblik dat deze gebeurtenissen zich voordoen (bv. wanneer men het privéleven behandelt, zie verder).

2.2. Gelieve de eventuele opleiding en/of de beroepssector te vermelden waarin de betreffende persoon zich engageert bij de aanvang van zijn leven. Het is niet noodzakelijk om een volledige opsomming te geven van alle bezochte instellingen, van alle behaalde diploma’s of van alle uitgeoefende beroepen – behalve indien deze een determinerende rol speelden tijdens het leven van de persoon.

2.3. Indien dit het geval is, geef dan een beschrijving van de opvattingen en de filosofische, religieuze, ideologische en/of politieke lidmaatschappen (te vermelden op het ogenblik wanneer deze een bepalende rol spelen in het leven van de betrokken persoon).

2.4. Bij de bespreking van de belangrijke publieke activiteiten van de persoon, moeten vanzelfsprekend de « overzeese » aspecten op een bijzondere wijze belicht worden. De andere aspecten van zijn/haar leven worden niet verzwegen, maar zullen in het kort vermeld worden (verwijzing naar andere levensbeschrijvingen of biografieën: zie bibliografie).

2.5. De private activiteiten en belangstellingssferen, in de marge van de publieke loopbaan, kunnen vermeld worden voor zover deze een belangrijk aspect aan het licht brengen over de betrokken persoon. De aspecten die zogezegd «delicaat» kunnen zijn, worden op niet-polemische wijze weergegeven (zie hieronder).

2.6. Gezien het onderwerp van dit Woordenboek, past het om een zeer bijzondere aandacht te besteden aan de internationale contacten die door de betroffen persoon uitgebouwd werden.

2.7. Men zal de decoraties en de eervolle onderscheidingen van de persoon in kwestie slechts vermelden wanneer deze bijzonder belangrijk en relevant zijn.

2.8.De levensbeschrijvingen hebben vanzelfsprekend een wetenschappelijk opzet. Zij zijn dus gebaseerd op de vermelding, de analyse, de interpretatie en de synthese van precieze gebeurtenissen en bewezen situaties, dit alles met een kritische geest.

  • De auteur mag zich dus niet beperken tot een opsomming van de feiten; het gaat hier niet over het opstellen van een curriculum vitae, maar wel om de cohesie weer te geven (of het gebrek aan cohesie) van een biografisch traject, met zijn krachtlijnen, zijn eventuele tegenstrijdigheden, de oorzaken en de resultaten, zijn integratie in een globale context en de verbindingen met deze laatste. De schets van deze context zelf moet echter zeer bondig blijven.
  • «Kritische geest» betekent geen «morele beoordeling». De auteur geeft geen goede punten noch gaat over tot veroordelingen. Men moet dus in het bijzonder apologetische gemeenplaatsen vermijden. Evenals veralgemeningen die meestal gebruikt worden in lofredenen («moed», «menselijkheid», «hardnekkigheid», enz.) evenals algemeen negatieve beschrijvingen (“wreedheid», «boosaardigheid», enz.). Zulke beschrijvingen zullen slechts gebruikt worden wanneer de auteur welbepaalde daden of precieze gebeurtenissen beschrijft, of wanneer de analyse van een reeks coherente feiten aantoont en motiveert dat deze uitdrukkingen gebruikt kunnen worden.
  • Wanneer bepaalde aspecten van de levensbeschrijving of van de algehele context (nog) slecht gekend zijn, of het onderwerp uitmaken van uiteenlopende beoordelingen, dan is het noodzakelijk dit expliciet te vermelden.
  • Men moet eveneens melding maken van de latere evaluaties betreffende of percepties van de betrokken persoon, zowel ante als post mortem (beoordelingen van tijdgenoten, evolutie van zijn imago na zijn overlijden, enz.).

 

  1. Formele aspecten van de notitie

3.1. De taal van de levensbeschrijving : Nederlands, Frans, of Engels (de keuze wordt overgelaten aan de auteur van de notitie)

3.2. Gebruik, zoveel mogelijk, het historisch praesens (zie een voorbeeld onder het volgende punt).

3.3. In de tekst van de levensbeschrijving kan de beschreven persoon aangeduid worden ofwel (of afwisselend) met zijn voornaam en zijn familienaam, ofwel alleen met de familienaam. Men zal nooit de beginletter van de voornaam of een volledige afkorting gebruiken; men zal de betrokken persoon nooit alleen met zijn voornaam aanduiden. Men zal dus schrijven: « Vervolgens gaat Emile Francqui naar …» of « Francqui sticht de Vereniging…»; maar men moet vermijden te schrijven: «Emile onderneemt…», of «E. Francqui antwoordt…» of ook « E.F. beslist…».

3.4.De geografische plaatsnamen worden geschreven in de taal die gebruikt wordt voor de redactie van de desbetreffende notitie (bv. in een Nederlandse tekst : Gent, Bergen, Londen, Stanleystad, Duitsland, enz. ; in een Franse tekst : Gand, Mons, Londres, Stanleyvile, Allemagne, etc. ; in een Engelse teksts : Ghent, Mons, Stanleyville, London, Germany, enz.)

3.5.Voor het aanduiden van de data: Arabische tekens (met exponent). Dus «17e eeuw» (en niet «XVIIe eeuw»). Gelieve ook de maanden volledig te schrijven (dus: «13 juli 1935» en niet «13.07.1935»)

3.6. Gebruik hoofdletters voor de eigennaam van instellingen (bv. Ministerie van Koloniën; Algemene Administratie van de Schatkist; Koninklijke Academie van België, Algemene Raad, Raad van Beheer, enz.). Voor de functies worden kleine letters gebruikt (bvb. minister, professor, algemeen secretaris, voorzitter, enz.).

3.7. Afkortingen: de instituten of organisaties worden volledig vermeld wanneer ze het eerst in de tekst voorkomen (met de afkorting tussen haakjes); in het vervolg van de tekst zal alleen de afkorting gebruikt worden.

3.8. Gelieve de opsomming van titels en functiebeschrijvingen zoveel als mogelijk te beperken. Wanneer een derde persoon voor de eerste keer vermeld wordt, dan zal deze met zijn voornaam en familienaam voorgesteld worden, evenals zijn functie (bv. «Emile Francqui ontmoet de minister van Koloniën Jules Renkin tijdens…»); naderhand zal deze persoon alleen vernoemd worden met zijn familienaam zonder de eerder vermelde functie (behalve, vanzelfsprekend, indien deze functie ondertussen gewijzigd is).

3.9. Citaten: Korte citaten kunnen opgenomen worden in de tekst, tussen haakjes en in cursief, met vermelding van de oorsprong van de tekst in een nota onderaan de bladzijde.

3.10. De levensbeschrijvingen kunnen voetnoten bevatten, onderaan de bladzijde, maar deze moeten zoveel mogelijk beperkt blijven, zowel in aantal als in lengte.

3.11. De bronnen en de wetenschappelijke bibliografie worden op het einde van de levensbeschrijving geplaatst. Er zijn duidelijk twee typen van informatie te onderscheiden.

 

o 3.11.1. De bronnen zijn originele documenten, opgesteld tijdens de periode

zelf. Men moet eveneens een verschil maken tussen archiefbronnen (onuitgegeven documenten) en gedrukte (uitgegeven) bronnen.

→ Wanneer het over originele documenten gaat: gelieve de referenties zo volledig mogelijk weer te geven; voor de archiefbewaarplaatsen, zie de richtlijnen hierboven betreffende de instituten, gevolgd door de betrokken plaats. Bijvoorbeeld: Algemeen Rijksarchief (ARA), Brussel, Papieren Forthomme, n° x.

→ Voor de referentie aan gedrukte bronnen, zal men hetzelfde systeem gebruiken als voor de wetenschappelijke werken (zie hieronder).

→ Tussen de gedrukte bronnen zullen eveneens de belangrijkste publicaties van de betrokken persoon voorkomen. Deze zullen vermeld worden in een aparte categorie, afgezonderd van de andere gedrukte bronnen. De voornaamste ongepubliceerde documenten met een autobiografisch voorkomen geschreven door de persoon zelf (bv. uitgebreide correspondentie, herinneringen) zullen in een aparte rubriek vermeld worden tussen de archiefbronnen.

o 3.11.2. Vervolgens komt er een selectieve lijst van de belangrijkste wetenschappelijke publicaties (boeken en artikelen), voornamelijk over de betrokken persoon. Studies betreffende de algemene context worden slechts uitzonderlijk vermeld.

o 3.11.3. Zowel voor de bronnen als voor de wetenschappelijke werken is de volledigheid natuurlijk onmogelijk. De auteur zal dus zeer selectief moeten optreden en slechts de essentiële, de meest recente en/of de meest relevante titels vermelden. De lezer zal zoveel als mogelijk geattendeerd worden op gespecialiseerde bibliografieën of op andere werken (bv. een volledige lijst van de publicaties van de betrokken persoon, enz.).

o 3.11.4. Men wordt verzocht het volgende referentiesysteem te gebruiken:

→ Familienaam in gewone, kleine letters; gevolgd door de beginletter van de voornaam tussen haakjes; elk deel van de referentie is gescheiden door een komma; titel van het werk, het tijdschrift of het verzamelwerk in cursief; gebruik “in” voor de titel van het tijdschrift of collectieve werk; geen aanhalingstekens rond de titel van het artikel; gelieve vervolgens het volume aan te duiden, vervolgens het nummer en de bladzijden wanneer het gaat over een artikel in een tijdschrift; vermeld de plaats en de uitgever wanneer het gaat over een boek of collectief werk. Wat betreft artikelen en boeken in het Engels: gebruik hoofdletters voor alle substantieven en bijvoeglijke naamwoorden.

Bijvoorbeeld:

  • Ranieri (L.), Emile Francqui ou l’intelligence créatrice 1863-1935, Gembloux, Duculot, 1985.

  • Stengers (J.), Hennepin et la découverte du Mississippi, in Bulletin de la Société royale belge de Géographie, 67-69, 1943-1945, n° 3, pp. 1-22.

  • Stengers (J.), King’s Leopold Congo, 1886-1908, in Fage (J.D.) & Oliver (R.), eds., Cambridge History of Africa. Vol. 6. From 1870 to 1905, Cambridge, Cambridge University Press, 1985, pp. 315-358.

→ Voor de referentiewerken of de titels van tijdschriften is het voorschrift hoger vermeld voor de afkortingen van instituten van toepassing. Dus: volledige titel (gevolgd door de afkorting) bij de eerste vermelding, daarna wordt de afkorting verder gebruikt.

→ De referenties worden weergegeven in een kleiner lettertype (font 10).

 

o 3.11.5. Men wordt verzocht volgende opdeling voor de bibliografische referenties te gebruiken
 

Ongepubliceerde bronnen

Gepubliceerde bronnen

a) Publicaties van... (naam van de betrokken persoonlijkheid)

b) Andere gepubliceerde bronnen

Wetenschappelijke werken

→ Alle vermelde titels en opdelingen worden in kleine letters weergegeven, in vet geplaatst (bold) en worden niet onderlijnd.

3.12. De lengte van de levensbeschrijvingen. De auteur kiest vrij één van volgende categorieën : categorie A : 300 woorden; categorie B: 600 woorden; categorie: 1200 woorden; categorie D (maximale lengte): 1800 woorden. Ter herinnering: met de regelafstand 1 en met een lettertype 12, komen 600 woorden ongeveer overeen met een pagina A4.

3.13. Illustraties. Zonder enige verplichting, wordt elke auteur uitgenodigd om één of meer illustraties te leveren, in het bijzonder het portret van de beschreven persoon. Deze illustraties moeten kosteloos en vrij van rechten zijn. De Academie zal hier niets voor betalen.

 

3.14. Elke levensbeschrijving zal de voornaam en de familienaam van de auteur vermelden (geen beginletters), met, indien toepasselijk, de vermelding van het wetenschappelijke instituut waaraan de auteur voornamelijk is geaffilieerd, alsook een elektronisch adres.