VAN DER SCHUEREN (Gerard)

VAN DER SCHUEREN, Gerard (Zulte, 14 juni 1908 – Heverlee, 21 februari 1978), geneesheer, mede-oprichter van Lovanium.

Gerard van der Schueren stamt uit een artsenfamilie. Zijn vader is dorpsarts in het Oost-Vlaamse Zulte. Zelf gaat hij geneeskunde studeren in Leuven. In 1931 studeert hij af. In 1935 wordt hij benoemd tot docent, belast met de leerstoel anatomie, vanaf 1938 is hij gewoon hoogleraar. Op onderwijsvlak wordt Van der Schueren de professor die generaties studenten het basisvak anatomie bijbrengt; hij richt ook, in de jaren 1940, het Instituut voor anatomie op, het zogenaamde Vesaliusinstituut. Onderzoeksmatig gaat zijn interesse vooral uit naar de oncologie en radiotherapie. Vanaf 1947 doceert hij het vak radiotherapie, in 1952 richt hij de kliniek voor Radiotherapie op.

Van der Schueren heeft talent voor het besturen van instellingen. Al in 1940, op tweeëndertigjarige leeftijd, wordt hij directeur van de universitaire ziekenhuizen. Op faculteitsniveau wordt hij omstreeks 1960 verantwoordelijk voor de uitbouw van de Nederlandstalige faculteit Geneeskunde, als adviseur van rector Honoré van Waeyenbergh. En in Belgisch-Congo staat hij aan de wieg van de Lovaniumuniversiteit, die in 1954 nabij Leopoldstad wordt opgericht, als een overzeese stichting van de Leuvense Alma Mater.

Van der Schuerens koloniale interesse neemt een start in 1938. In dat jaar ontdekt hij Congo tijdens een eerste rondreis. De rondreis wordt goedgekeurd door minister van Koloniën Edmond Rubbens. Met een beurs van het ministerie maakt Van der Schueren de overtocht en reist tussen juli en november 1938 doorheen het land. Overal bezoekt hij de medische instellingen en ziekenhuizen. De reis is een studiebezoek met het doel een zicht krijgen op de wensen en noden van de koloniale geneesheren, om zo de Leuvense aspiranten beter voor te bereiden, zoals hij voor zijn vertrek aan Rubbens meldt: ‘’k Blijf steeds bij mijn overtuiging over de noodzakelijkheid voor mij die reis te ondernemen, niet alleen om inbepaalde wetenschappelijke vraagstukken een klaarderen kijk te krijgen, maar vooral om aan de vele aankomende geneesheren, door wie ik veel geraadpleegd word, den gepasten raad te kunnen verleenen over toekomstige loopbaan in de kolonie, onder behoud van wetenschappelijk contact met hun Universiteit’.[1]

Bij zijn terugkeer sticht Van der Schueren het Koloniaal Universitair Centrum (Koluc). Dit centrum fungeert als vereniging voor Vlaamse studenten en professoren die zich willen inzetten voor de kolonie. Als secretaris van Koluc fungeert de scheutist Paul van Reeth. Het centrum telt een bibliotheek en leeszaal, houdt spreekbeurten en algemene vergaderingen, werkt in studiegroepen jaarlijks een actueel thema uit, maar houdt ook meer informele gezelligheidsavonden waar studenten, professoren en missionarissen verbroederen. Het uiteindelijk doel van de vereniging is om Leuvense studenten naast hun eigenlijke studies te vormen en interesseren voor een koloniale loopbaan.

Op 9 februari 1944 houdt Van der Schueren in Koluc een toespraak over ‘De verantwoordelijkheid van den universitair tegenover het koloniaal vraagstuk’. Van der Schueren schetst de vele mogelijkheden voor universitair gediplomeerden om zich in te zetten voor Congo. Hij vergelijkt het koloniaal engagement met een ‘roeping’: ‘Niemand late zich van buiten uit beïnvloeden, maar onderzoeke bij zichzelf of hem een koloniale roeping is toebedeeld’, zegt hij.[2] Zijn toespraak draagt enkele typische kenmerken van de toenmalige Belgische koloniale doctrine: een trots op ‘de reusachtige prestatie van ons kolonisatiewerk’, een latent en onbewust racisme in passages over gescheiden ingangen voor ‘blanke’ en ‘zwarte’ patiënten in de ziekenhuizen, een groot geloof in het werk van ‘beschaving’ en ‘vooruitgang’.

Koluc is onderdeel van een bredere Leuvense koloniale beweging, die bestaat uit de Franstalige en Nederlandstalige titularissen van ‘koloniale’ vakken, missionarissen, studentenverenigingen en de kringen rond Fomulac en Cadulac, dat zijn de medische en landbouwkundige stichtingen van de universiteit waar sinds 1925 onderwijs en vorming aangeboden wordt. Dit gebeurt op de jezuïetenpost in Kisantu. Aanvankelijk houdt de Vlaamsgezinde Van der Schueren wat afstand van de Franstalige milieus actief in deze overzeese stichtingen, maar vanaf 1951 wordt hij lid van de Raad van Beheer van het Centre universitaire Congolais Lovanium. Dit ‘Centre’ overkoepelt de Leuvense overzeese stichtingen in een nieuwe beheersstructuur, met de ambitie om van de site in Kisantu een universiteit te maken. Van der Schueren wordt specifiek belast met het ziekenhuis en de uitbouw van de toekomstige faculteit Geneeskunde. Hij onderhoudt de contacten met de betrokken religieuze congregaties, zorgt voor de doorstroming van Leuvense artsen naar de kolonie en regelt allerhande bestuurlijke zaken. Naast de jurist Guy Malengreau, secretaris-generaal van de Raad van Beheer van Lovanium, en rector Van Waeyenbergh, voorzitter van de Raad van Beheer, wordt Van der Schueren de derde spilfiguur in de uitbouw van de Lovaniumuniversiteit. Regelmatig reist hij af om ter plekke de materiële vooruitgang en de toestand van de prille universitaire gemeenschap te onderzoeken. De visitatierapporten die hij schrijft worden net als zijn uitgebreide briefwisseling bewaard in het Leuvense universiteitsarchief.

Na de januarirellen van ’59 trekt Van der Schueren met spoed naar Lovanium. Hij noteert hoe het universiteitsleven, alles bij elkaar genomen, er zijn normale gang gaat; geen van de Belgen is er naar huis gekeerd. Maar hij beveelt aan de opname van Afrikanen in het professorenkorps en in de Raad van beheer te versneld door te voeren. In het intense religieuze en sociale leven op de campus en in het succes van nieuwe experimenten, zoals het ‘village mixte’,  waar Congolezen en Europeanen gemengd samenwonen, ziet hij garanties voor de toekomst van Lovanium. Inderdaad zal de universiteit vrijwel ongeschonden de postkoloniale geschiedenis ingaan.

Van der Schueren blijft ook na 1960 zijn contacten overzee onderhouden. Onder andere met de in Lovanium en Leuven opgeleide arts Martin Nguete, die op 30 juni 1960 de eerste kabinetschef op het ministerie van Volksgezondheid wordt en later het universitaire ziekenhuis op de campus zal gaan leiden, behoudt hij een goede band. Maar geleidelijk aan wordt Congo een afgesloten hoofdstuk. Van der Schueren herordent zijn archief, met het oog op een geschiedenis van Lovanium, die echter onafgewerkt in portefeuille blijft.

In 1977 gaat Van der Schueren op emeritaat. Een jaar later, op zijn zeventigste, overlijdt hij. In zijn in memoriam noemt rector Pieter de Somer Van der Schueren een ‘sterke persoonlijkheid’, een man die zich vanuit sociale en religieuze overtuigingen heeft ingezet voor de Alma Mater in Leuven en Congo.

Naast bestuurder van Lovanium en voorzitter van Koluc was Van der Schueren ook ondervoorzitter van de Belgische koloniale bond (1938-1940), ondervoorzitter van de Vereniging ter bevordering der Koloniale Gedachte (1938-1940), beheerder van het Koloniaal Fonds (1938-1944) en lid van het Comité van Toezicht van het museum van Tervuren (1942-1950).

 

Ruben Mantels
UGent
18 februari 2013
ruben.mantels@ugent.be

 

Bibliografie

 

Onuitgegeven bronnen:

- Leuven, Universiteitsarchief, Archief Van der Schueren

 

Uitgegeven bronnen:

a) Publicaties van Van der Schueren:

- Van der Schueren (G.), Professor G. van der Schueren vertelt over zijn reis naar Kongo, in Onze Alma Mater, 6, 1952, p. 20.

- Van der Schueren (G.), De verantwoordelijkheid van den universitair tegenover het koloniaal vraagstuk, in Onze kolonie en de kolonisatie. Voordrachten en lezingen gehouden in het Koloniaal Universitair Centrum (Kol. U. C.) tijdens de akademische jaren 1939-40 tot en met 1943-44, Antwerpen, 1946, p. 9-28.

- Van der Schueren (G.), Van Lovanium-universiteit naar Nationale universiteit, in Onze Alma Mater, 26, 1972, p. 51-57.

- Van der Schueren (G.), La naissance de l’Université Lovanium, in Problèmes de l’enseignement supérieur et de développement en Afrique centrale. Recueil d’études en l’honneur de Guy Malengreau, Parijs, 1975, p. 13-35.

 

Literatuur:

- In memoriam. Professor dr. G.G. van der Schueren, in Alumni Leuven, 9, 1978, p. 17-18.

- Prof. Em. R. van den Bergh over Prof. G. van der Schueren, in LXXUVEN 75, Leuven, 2004, p. 64.

- Mantels (R.), Geleerd in de tropen. Leuven, Congo en de wetenschap, 1885-1960, Leuven, 2007.

- Mantels (R.), De klacht van Nkunda. Over universiteiten, kolonisatie en dekolonisatie in Belgisch-Congo, in Studium, 3, 2010, p. 61-73.

 

[1] Leuven, Universiteitsarchief, Fonds Van der Schueren, 416: Brief van Van der Schueren aan minister Edmond Rubbens, Duinbergen, 17 juni 1937.

[2] Van der Schueren (G.), De verantwoordelijkheid van den universitair tegenover het koloniaal vraagstuk, in Onze kolonie en de kolonisatie. Voordrachten en lezingen gehouden in het Koloniaal Universitair Centrum (Kol. U. C.) tijdens de akademische jaren 1939-40 tot en met 1943-44, Antwerpen, 1946, p. 25.

 

Tomaison

Biographical Dictionary of Overseas Belgians